Prajapati's tranen

In een scheppingsmythe over Prajapti uit 900-700 v. Chr. schept Prajapati het universum met zijn wil.
De rook en het vuur die daarbij vrijkomen, vormen een zee.

Zodra Prajapati verscheen en zich van zichzelf bewust werd, huilde hij omdat hij de zin van het
bestaan niet inzag. De tranen die neervielen werden de aarde, de tranen die hij wegveegde de lucht en
de tranen die hij omhoog veegde het hemelgewelf. Prajapati verlangde naar nakomelingen en hij legde
zich toe op de ascese. Hij baarde demonen en legde zijn lichaam af, dat de nacht werd. Hij herschiep
zichzelf, maakte mannen en vrouwen en legde opnieuw zijn lichaam af, dat de maan werd. Toen nam
hij weer een zelf aan en schiep de jaargetijden uit zijn oksels en de ochtend- en avondschemering uit
zijn lichaam. Ten slotte schiep hij de goden uit zijn mond en toen hij zijn volgende lichaam aflegde,
werd dat de dag.

De mythe over Prajapati is een van de vijf scheppingsverhalen in het Hindoeïsme. Het verhaal is dus
afkomstig uit de Oosterse mythologie. Deze mythe trok onmiddellijk mijn aandacht, omdat ook hier
de wereld wordt geschapen door één God. Dit is vergelijkbaar met het scheppingsverhaal zoals wij
het kennen in de Christelijke godsdienst. Enkel de volgorde van wat er geschapen wordt, is
compleet anders. Bij ons werd eerst de dag en de nacht geschapen terwijl Prajapati de dag pas
als laatste schiep. Nog een groot verschil met ons scheppingsverhaal is dat Prajapati ook andere
goden schiep. In onze godsdienst is er slechts één God, maar het Hindoeïsme heeft verschillende
goden.

Het mooie aan deze mythe is dat de wereld volgens dit verhaal geschapen werd door de tranen van
Prajapati. Prajapati baarde ook zelf demonen om zo de nacht te kunnen maken en hij maakte zelf
mannen en vrouwen. Wanneer ik deze mythe las, werden er allerlei beelden opgeroepen in mijn
gedachten. Ik kon mij dit scheppingsverhaal bijna helemaal voor ogen halen. Er straalt een soort
magie af van deze mythe, meer dan bij ons eigen scheppingsverhaal. Volgens deze mythe ontstaat
de hele wereld vanuit het lichaam van Prajapati. Alles en iedereen komt vanuit het innerlijke van
deze god.

Een minpunt aan deze mythe is de gebruikte taal. Woorden zoals 'ascese' en 'het afleggen van zijn
lichaam' maken de tekst soms bevreemdend en moeilijker te begrijpen. Ondanks het beeld dat de
mythe bij me oproept, kan ik me bij het afleggen van iemands lichaam niets voorstellen. Het gebruik
van deze woordenschat heeft te maken met het feit dat het hier gaat om een oud en religieus
verhaal. Die woordenschat wijkt uiteraard af van de woorden die wij dagelijks gebruiken. 'Ascese'
blijkt zelfkastijding te betekenen, een woord dat in ons huidige maatschappij eigenlijk niet meer
van toepassing is. Toch kunnen die woorden in deze mythe niet zomaar weggelaten worden,
want met die woorden zou ook de authenticiteit van de tekst helemaal verdwijnen.