Herman de Coninck


Foto
Weemoed is een foto van voor twintig jaar.
Familie, nog samen, nog gezond.
Is toen. Met een lijst van nu errond.
Het nu houdt het verleden bij elkaar.

En omgekeerd. Want nu is maar even.
Is opschrikken en vragen:
waar waren we gebleven?
Bij jou. In Die Dagen.

Alles is ver. En de liefste dingen nog verder.
Maar door het verleden wordt het bij elkaar
gehouden, als schapen door een herder.

Uit: Met een klank van een hobo (1981)

Bovenstaand gedicht is geschreven door een van de belangrijkste dichters die Vlaanderen ooit heeft
gehad: Herman de Coninck. Niet voor niets wordt hij wel eens 'de man die zijn volk poëzie leerde
lezen' genoemd. In 1997 moesten we veel te vroeg afscheid nemen van deze veelgeprezen dichter,
maar zijn gedichten houden hem nog altijd in leven.


Sprookje
Er was eens een man
die altijd rechtvaardig was.

Uit: De lenige liefde (1969)


Dit gedicht komt uit 'De lenige liefde', een van de acht dichtbundels die de Coninck in zijn leven
heeft uitgebracht. Deze bundel verscheen in 1969 en was het eerste, en misschien wel beste,
werk van de Coninck dat verscheen. Hij was slechts 25 jaar op dat moment. Met deze bundel
maakte de Coninck poëzie toegankelijk voor iedereen. Hij wou door middel van zijn gedichten de
gewone taal weer opwaarderen om zo ook het gewone leven weer op te waarderen. Deze
gedachtegang heeft ervoor gezorgd dat Herman de Coninck de grondlegger werd van het
neorealisme op vlak van poëzie.

De thema's die de Coninck behandelde in zijn werk waren heel gewoon en alledaags.
Ze waren bovendien sterk afhankelijk van de gebeurtenissen in het leven van de dichter
zelf. Toen zijn zoon werd geboren bleken er in de eerstvolgende dichtbundel gedichten te
staan die betrekking hadden op het verwekken van zijn zoon. In latere bundels verwees hij
opnieuw naar zijn zoon. Nog later schreef hij ook over zijn dochter die hij had met zijn tweede
vrouw, van wie hij na enkele jaren scheidde.

Zes jaar heeft ze geleerd wat blijven was:
wat ouders deden, en wat alles dus ging doen:
een tafel bij een stoel, nu bij toen.
Het meervoud van geluk was: wij.

Sindsdien heeft ze geleerd wat enkelvoud is.
Zij. Nu weer half van jou, morgen half van mij.

Toen ze acht was was ze tien.
Eén helft van haar gezicht lief,
de andere liever. Bang om te kiezen
tussen verliezen en verliezen.

Vandaag is ze gewoon twaalf.
Vier ouders, twee echt, twee stief.
Slapen gaan moet met eindeloos gezoen.
Ze wint altijd. Ze heeft geleerd wat blijven is.
Wat ouders niet en kinderen wel doen.

Uit: Enkelvoud (1991)

Uit dit gedicht blijkt duidelijk dat hij medelijden heeft met zijn dochter, die steeds moet
kiezen tussen haar twee ouders. Toen het meisje de leeftijd van zes jaar had, beslisten
de Coninck en zijn vrouw om uit elkaar te gaan. Sindsdien woonde het meisje halftijds
bij haar moeder en halftijds bij haar vader (cfr. Nu weer half van jou, morgen half van mij).
Op de leeftijd van acht à tien jaar heeft het meisje het schijnbaar moeilijk met het kiezen
tussen haar beide ouders. Ze wil geen van beide kwetsen en ze heeft schrik om een van
hen te verliezen. Een tweetal jaar  later heeft zowel de Coninck als zijn ex-vrouw een nieuwe
partner, waardoor het meisje twee paar ouders heeft. Op dat moment begint zij ook de
voordelen te zien van twee paar ouders te hebben. In het gedicht komt dit tot uiting door
het eindeloze gezoen als het meisje gaat slapen. Op het einde van het gedicht heeft het
meisje zich duidelijk verzoend met het feit dat haar ouders elk hun eigen weg zijn gegaan.

In totaal heeft de Concink drie levenspartners gehad. Kristien Hemmerechts was daarvan
misschien wel de meest bekende. Zij had een relatie met de Coninck gedurende de laatste
jaren van zijn leven. Hij begon zijn relatie met Hemmerechts een aantal jaar na zijn scheiding
met zijn tweede vrouw Lieve Coppens. De Coninck's eerste vrouw, An Somers, overleed op
jonge leeftijd in een auto-ongeval. Na dit zware verlies ging de Coninck door een moeilijke
periode. Deze zware tijd werd ook weerspiegeld in zijn werk. In de dichtbundel
'Zolang er sneeuw ligt' probeert hij zijn emoties als gevolg van dit verlies te verbergen door
met taal te spelen. Deze bundel werd bekroond met de Prijs van de Vlaamse Provinciën en
de Dirk Martensprijs van de stad Aalst. Het gedicht 'Verjaardagsvers' is waarschijnlijk het
bekendste gedicht uit deze bundel. Dit gedicht beschrijft enkele van de Coninck's gedachten
aan zijn vrouw zoals hun eerste kus, haar blik als zij lieveling tegen hem zei en vooral haar
ogen die altijd alles aan hem vertelde...


Verjaardagsvers
Je zei nooit wat. Ik moest het altijd vragen.
of je van mij hield. En je zoende.
Of het veilig was die eerste keer.
En je zoende weer.
En even later of ik het goed deed zo,
en je zoende, o.

Je zei nooit wat, je zei het altijd met je ogen.
Je ogen die helemaal alleen
in je gezicht achterbleven als ik je verliet;
je ogen na geween:
je was er niet,
je keek me aan als verten
en ik moest erheen.

En als ik weer tot daar was
de ogen waarmee je het woord 'lieveling' zei,
keek of het niet veranderde
op weg naar mij
En toen je naast de weg lag in de wei,
wat had je niet allemaal gebroken,
je benen, je ribben, je ogen, mij.

Je zei nooit wat, je zei het altijd met je ogen,
zoals je daar lag, te zieltogen,
te zielogen.

En je ogen die je zoon nu in heeft staan,
waarmee hij zegt: niet weggaan -
je zei nooit wat, hij zegt het, en jij kijkt mij aan.

Uit: Zolang er sneeuw ligt (1975)

Dichtbundels van de Coninck die in de jaren tachtig verschenen, bevatten voornamelijk romantische
gedichten. Waarschijnlijk was dit het gevolg van het vinden van een nieuwe liefde in zijn leven.
In dezelfde periode maakte de Coninck ook heel wat gedichten over het nut van poëzie en over
wat poëzie nu eigenlijk is. Enkele van deze dichtbundels werden bekroond met prijzen, zoals
onder andere 'De hectaren van het geheugen', dat in 1986 de J. Campertprijs kreeg.

Poëzie
Als je je nukkig ingraaft onder de dekens,
wil je eigenlijk zeggen: kom bij me liggen.

Als je de deur achter je dichtslaat en wegrent,
wil je eigenlijk zeggen: kom me toch achterna.

En als je zegt: 'ik hou van je'
bedoel je: 'hou je van mij?'

Zie je nou wel dat poëzie nodig is,
want als ik 'ja' zou zeggen,
zou dat niks betekenen.

Uit: Zolang er sneeuw ligt (1975)

Naast dichter was Herman de Coninck ook essayist. In zijn essays schreef hij voornamelijk over
poëzie. Voor zijn essays ontving de Coninck ook enkele prijzen. Voor 'Intimiteit onder de
melkweg'
ontving hij in 1995 zelfs de Gouden Uil. Ondanks de verschillende prijzen die de
Coninck voor zijn werk kreeg, voelde hij zich toch miskend. Dat gevoel van miskenning
ontstond vooral doordat hij nooit de Staatsprijs voor Literatuur in ontvangst mocht nemen.

Aan het literaire leven van de Coninck kwam in 1997 abrupt een einde toen hij op een congres
over literatuur in Lissabon een hartstilstand kreeg. Onder andere Hugo Claus was getuige
van zijn overlijden. Herman de Coninck was amper 53 jaar toen hij stierf. Toch blijft de
herinnering aan deze schrijver levendig. Sinds 2007 wordt namelijk elk jaar de Herman
de Coninckprijs uitgereikt aan de beste dichtbundel, het beste debuut en het beste gedicht.
Dit jaar ging de prijs voor beste dichtbundel naar 'Wij, totale Vlam' van Peter Verhelst.
Onderstaand gedicht van Maud Vanhauwaert werd gekozen als beste gedicht.

Er komt een vrouw naar mij toe. Ze zegt
'wij zijn evenwijdig, raken elkaar in het
oneindige, laten we rennen'.

Zullen we wachten? Zullen we wachten
tot de kinderen groot zijn en de aardbeien
rood, ze zijn te bleek nog, te klein, te hard.
Zullen we wachten tot de avond valt
en de nacht waarover wij nog een keer
willen slapen.

Ze haakt haar arm in de mijne tot een lemniscaat.

Zullen we wachten op een eerste stap
zo reusachtig dat je makkelijk een tent
tussen onze benen spant
waarin nieuwe kinderen kamperen,
aardbeien rijpen en niemand nog buiten
de zomer kan.

En we rennen. Met onze armen
zwaaien wij een maat die bij ons past.